Imagens das páginas
PDF
ePub

bij zich moet voelen opkomen, is het in waarheid een schitterende en verblindende fantaizie. Van een zeldzaam oorspronkelijke factuur. Wells was zeven en twintig toen hij The Time Machine schreef en het is opmerkelijk hoe hij op dezen jeugdigen leeftijd zich reeds geheel vrijgemaakt had van de traditioneele voorstellingen en conventioneele denkwijzen zijner dagen, hoe hij reeds toen het leven van mensch en wereld aanschouwde van een volkomen eigen, onafhankelijk standpunt.

Al dadelijk sterk onze nieuwsgierigheid wekkend, van een intrigeerende suggestiviteit, is dat begin waarin wij met de geheimzinnige machine, die het wonder zal helpen voltrekken, in aanraking gebracht worden.

Een schijnbaar zeer diepe en ingewikkelde discussie, in een geleerd en belangstellend, maar sceptisch gestemd gezelschap, waarin de Time Traveller zijn plannen uiteenzet, een discussie, voornamelijk handelend over de vier dimensies waarvan de tijd er één is, moet de wetenschappelijke kritiek tot zwijgen brengen en doet dat op een verbijsterend handige en amusante wijze.

Dan volgt een beschrijving van de machine, waarop de Time Traveller zijn verre reis zal maken,,,een ding van ivoor, kwarts, nikkel en koper," met veel veeren, radertjes enz. En de wijze waarop de Time Traveller ons alles duidelijk maakt, heel duidelijk, logisch duidelijk, onweerlegbaar duidelijk, zou ons een oogenblik doen gelooven aan zijn stoute beweringen.

Maar de meeste aanwezigen blijven hem toch eigenlijk voor een kwakzalver houden.

Dan echter, op een lateren dag als vele der personen die wij op de eerste samenkomst ontmoet hebben, aan een wetenschappelijken maaltijd aanzitten, daagt de Time Traveller weer op.

,,Hij verkeerde in een ontstellenden toestand. Zijn jas was stoffig en vuil, met smeeren van groen langs de mouwen; zijn haar was erg in de war en het scheen mij grijzer geworden hetzij door stof en vuil of omdat de kleur ervan werkelijk verbleekt was. Zijn gezicht was ijzingwekkend bleek; over zijn kin lag een bruine snede die half geheeld scheen; de

[ocr errors]

uitdrukking van zijn gelaat was strak en als van pijn vertrokken. Een oogenblik aarzelde hij in de deuropening alsof het licht hem verblindde. Dan trad hij de kamer binnen. Hij liep met net zulk een kreupelen gang als ik in landloopers met zeere voeten opgemerkt heb. Wij staarden hem zwijgend aan, in afwachting dat hij spreken zou."

Zoo gaat het door. Door allerlei trekken en trekjes weet de schrijver ons te overtuigen van het werkelijk bestaan van den Time Traveller en de ontzettende ervaringen die hij doorgemaakt heeft.

Door het direkte, het levendige, het menschelijke van zijn voorstellingswijze blijft hij onze aandacht gespannen houden voor de quasi-wetenschappelijke ondernemingen en lotgevallen waarvan hij ons getuige doet zijn.

Heel de beschrijving van dat toekomstleven, dat wij nu van den stoutmoedigen toekomstreiziger te hooren krijgen, ontleent voor een deel zijn belangrijkheid en waarschijnlijkheid aan opmerkingen van maatschappelijken en zielkundigen aard, waarin hij het vergelijkt met de menschen en toestanden van zijn eigen tijd.

En het zijn vooral de vragen en twijfelingen van den verteller zelven, die een sfeer van vertrouwdheid, geloofwaardigheid en natuurlijkheid scheppen, waarin ons ongeloof in de betrouwbaarheid zijner woorden verstomt.

Er zijn reeds bladzijden van stijl en verbeelding in dit boek als Wells in geen zijner latere werken overtroffen heeft. Van een zeer aangrijpende kracht bijv. en van een schoonheid als men te zelden in Wells verhalen aantreft, is dat huiveringwekkend en grootsch vizioen eener ondergaande Aarde, in dien verren tijd wanneer de mensch en de gewervelde dieren daarop reeds lang verdwenen zijn en het stervend vuur der uitgeputte zon terugzinkt tot het nulpunt. Het hoogste wonder van dierlijk leven op deze Aarde vertoont zich in eenige reusachtige krabben en andere schaaldieren, die den reiziger, tijdelijk rustend op een steenig strand, ontstellen met hun uitstaande oogen en bedreigen met hun antennes. Een afschuwelijke desolatie hangt over heel de zichtbare wereld. Het vizioen heeft de spookige schoonheid der meest gewaagde, meest exotische vluchten van Wells'

verbeelding. Maar er een brokstuk uit weer te geven zou er geen recht aan doen.

Wij noemden reeds eenige andere verhalen van eenzelfde soort als The Time Machine. Zij staan lang niet alle op dezelfde hoogte, noch als geheel, noch in hun deelen, maar in hun gezamenlijkheid behooren deze speculatief-wetenschappelijke,,romances" tot het meest karakteristieke en blijvende van Wells' totaalarbeid. Het pakkendst, van een wonderlijk-meesleepende overtuigingskracht heb ik het reeds in 1898 verschenen The War of the Worlds gevonden.

Deze aanval van de bewoners van Mars op onze Aarde heeft, ondanks het buitensporige en verbijsterende van zijn tafereelen en gebeurtenissen, door zijn vasten samenhang en het algemeen-menschelijke dat in zijn vizie verwerkt is, door de volkomenheid, waarin werkelijkheid en verbeelding, het bekende en het verre, het vertrouwde en het vreemde, hierin tot één patroon zijn saamgeweven, een onweerstaanbare, nimmer-weifelende kracht van weergave en mededeeling in zich, zoo sterk en consequent als mij in geen der andere verhalen van dit soort in dezelfde mate, van begin tot einde volgehouden, getroffen heeft. Wij blijven een werkelijk dwaze belangstelling voelen voor die zonderlinge monsters van Mars en hunne verwoesting van Londen. Maar die belangstelling komt toch vooral voort uit ons meegevoel met de door de groote ramp getroffen menschen, van vleesch en bloed als wij, wier macht van weerstand niet groot genoeg blijkt tegenover het destruktief intellekt en verdelgend wapentuig der Marsbewoners. Een climax bereikt het somber gebeuren in de vlucht uit Londen.

[ocr errors]

Een loeiende golf van vrees wierp zich op de groote wereldstad, toen het daglicht van Maandag aanbrak — de stroom groeide aan tot een vloed, tot een schuimend tumult, een katarakt, zich samentrekkend om de spoorwegstations, in een afschuwelijke wanorde en worsteling zich ophoopend bij de booten en vaartuigen op de Theems, te voet en in allerlei vervoermiddelen zich langs alle mogelijke wegen noord- en oost-waarts spoedend. Tegen tien uur was de politie met machteloosheid geslagen, tegen den middag verloren de spoorwegorganisaties allen samenhang en mogelijkheid van werking, verloopend, uiteenvallend, in de algemeene oplossing van het maatschappelijk lichaam...."

Maar, hoe verschillend haar samenstelling was, één ding had heel die massa gemeen. Er was vrees op aller gelaat, er was vrees in en achter hen

allen.... En als een refrein ging het door heel die ontzaglijke menigte ,,Plaats, plaats! de Marsianen komen!...."

Met een ontstellende natuurgetrouwheid, door tallooze incidenten, botsingen, uitingen van wreedheid of edelmoedigheid verlevendigd, geeft Wells ons deze menschenmassa, voortgedreven door de vrees.

Met dat helle spookige, verblindende licht als waarmee wij de dingen soms waarnemen in den nachtelijken droom zien wij deze door panischen schrik bevangen menigten zich voortspoeden, elkander verdringen en onder den voet loopen op de Londen achter-zich-latende wegen.

Er zijn zeker weinig schrijvers, die een zoo sterke observatie in het kleine weten te verbinden aan een zoo vèrzienden, contructieven blik. Wells heeft een zeldzame kennis en opmerkingsgave voor de veel-verscheiden dingen van het leven, maar hij is tevens iemand die het geheel steeds in zich draagt en voor wien al dat kleine zijn plaats heeft in het grooter levenscomplex.

Daarin is hij natuurlijk beperkt door de grenzen van zijn wezen. Een man als Dostojevski, den blik meer op het innerlijk gericht, is verder doorgedrongen in de ondergrondsche gebieden, vol poelen en brandnetels, vol lichtende vizioenen ook, van het onderbewust en onbewust leven; hij toeft meer in de dieper diepten, de excessen en uiteinden van het menschelijk zieleleven, zijn passiëen en zijn offerzucht; hij is grooter meester of ziener over die door het logisch denken niet te beheerschen krachten, opwellend uit den chaos. Wells daarentegen de gaver, minder innerlijk verscheurde mensch, staat sterker boven den grond, hij heeft een zoo veel omvattende maatschappelijke en wetenschappelijke kennis, hij is zoo goed thuis in de algemeen-geestelijke en algemeen-stoffelijke dingen, hij is zoo vertrouwd met den mensch in zijn algemeenheid, met de meer gewone, elementaire trekken van zijn wezen, hij weet ook de meest heterogene levensdingen in een zoo sterk verband saam te grijpen en saam te schikken, dat hij in zijn massale breedte en uitgebreidheid, toch ook een zeer bizonder en verre van te minachten standpunt inneemt.

Wells is de beschrijver van ons gezonde, ons normale leven, zooals Dostojevski het van onze ziekten en afdwalingen

is. Die helaas niet minder algemeen zijn en dieper liggen. Zij vertegenwoordigen, maar dit is alles zeer betrekkelijk, den bewusten en den onbewusten kant van ons leven. Zoo vervult Wells eene voor het kultuurleven der menschheid, wel is waar meer aktueele en direkte, meer op het tijdelijke dan op de eeuwigheid gerichte, toch niet minder noodzakelijke en waardevolle funktie.

Wells staat dichter bij de klasse der staatslieden en organisators; als hij geen groot schrijver geworden ware zou er een geniaal uitvinder uit hem gegroeid zijn. Hij laat de Marsianen reeds gebruik maken van zwarte, vergiftige gassen; zij vernietigen er heele batterijen en distrikten van de aardbewoners mee. (Het boek dateert van 1898). En telkens weer loopt hij vooruit op de stoffen, de machines, de instellingen, de methoden, die gebruikt zullen worden in een volgenden tijd, telkens weer blijkt hij zijn tijd vooruit te zijn.

Het verhaal geldt de massa, niet het individu; het is het algemeen gebeuren, de zwellende stroom der gebeurtenissen niet een der daarin betrokken wezens, wat onze aandacht geboeid houdt. Zij zijn menschelijk genoeg, maar hun deugden en hun fouten zijn die van den dagelijkschen mensch, met de eigenaardigheden en karaktertrekken, de deugden en zwakheden, het geloof en ongeloof, die men waarneemt in den dagelijkschen mensch. Het is het avontuur, het wonder, de algemeene vrees, het algemeene lijden, in een stormenden vloed zich over ons uitstortend, die beslag leggen op onzen geest. Op persoonlijk-psychisch gebied, dat van de meer individueele passies en gevoelens, in de ontleding der afzonderlijke menschelijke ziel en haar intieme, naar het eigen wezen gekeerde, ervaringen van geest en gemoed is Wells later veel dieper doorgedrongen, maar een kompleeter werk van scheppende verbeelding, een meer in alle deelen levend verhaal dan The War of the Worlds, heeft hij, naar mijn indruk is, niet geleverd.

In dit, als in andere van deze vertellingen, geeft hij blijk van een onvermoeidheid, een weelderigheid van inventie en vernuft, een genot in het vertellen, een uitbundigheid van levenskracht, als waarvan weinig schrijvers de gelukkige bezitters zijn.

« AnteriorContinuar »