Imagens das páginas
PDF
ePub

[ocr errors]

jammeren mogen, het mag ons niet weerhouden te waardeeren wat ons geboden wordt. Denken en voelen — altijd verbonden, het is waar, maar waarbij nu de eene, dan de andere schijnt te overheerschen denken en voelen zijn de twee groote machtsinstrumenten van den menschelijken geest, waarmee hij zijn hooger, stijgend wezen tracht te verwezenlijken; zoo wij in den vollen zin mensch willen trachten te zijn, zullen wij aan beide openbaringswijzen in hun waardevolle uitingen onze appreciatie niet onthouden. De schoonheid moge ons het liefst zijn - meest onsterfelijke gave van het goddelijk menschwezen wij mogen hunkeren naar een tijd van rustiger, meer bezonken geestesleven, meer geschikt voor de beschouwing, de bespiegeling, de bewondering, een tijd van minder verdeeldheid en wapengekletter, van vaster inhoud, van grooter stabiliteit, van sterker éénheid die tijd moge in wording zijn, maar zij schijnt nog verre, zeer verre. De maatschappij van heden is in het meest vlottend, in chaotisch bewegen; velerlei machten strijden om het meesterschap over den geest van haar menigten, haar instellingen en vormen. En in dagen als deze verdienen toch zeker niet het minst onze aandacht en onze genegenheid zij die, onversaagd van denken en doordringend van vizie, met elk hunner boeken een zoeklicht werpen op de bijna onoplosbare of zijn het onoplosbare?— problemen, de bijna onontwarbare, - of zijn het onontwarbare? verwikkelingen,

[ocr errors]
[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

Joseph Conrad, laat begonnen als kunstenaar, staat meer dan een zijner tijdgenooten nog in de tradities en het geestesleven, in de algemeene gevoelssfeer van vorige geslachten. Meer dan één hunner wortelt zijn werk in het hartstochtelijk, bloedwarm gemoedsleven, draagt hij vooral in zijn eerste periode, de romantiek en de schoonheid in zich, den doorwrochten vorm en de volheid van kleur, meer dan van één hunner slaan uit zijn werk de vreugden en de vlammen eener schitterende woordkunst.

Maar in Wells, Galsworthy, Bennett e.a., vertoonde zich tegen het einde der eeuw die nieuwere generatie van romanen tooneelschrijvers, essayisten en publicisten, voor wie de

nadruk allengs kwam te vallen op den intellektueelen kant, op het sociaal en wijsgeerig bestanddeel, op den algemeenen, maatschappelijken inhoud, op het menschelijk verband in zijne zich aaneenschakelende verhoudingen, van het leven en de Kunst.

Als een reus verheft zich boven deze laatste periode de domineerende en dwingende figuur van George Bernard Shaw, overweldigend van vernuft en intellektueele kracht, van een diep-doordringende analyse in de maatschappelijke en algemeen-psychologische motieven en verhoudingen, een meester van spot en satire als sedert Swift Engeland er geen raker en bitterder en onverbiddelijker gekend heeft. Een man van het ontleedmes, meer dan van den troffel, van een omwoelenden, blootleggenden, wekkenden meer dan van een saambindenden, vereenigenden, opbouwenden aard. Hij opende in Engeland dat nieuwe uitzicht op het Leven, dat gebroken heeft met de Kerk en zich een nieuwe basis tracht te scheppen in de moderne wetenschap en het socialisme. De nieuwe levensbeschouwing, die het Leven als een groei, een evolutie, die het menschdom als een wordende éénheid ziet, vindt in hem een zijner meest geduchte en onweerstaanbare Europeesche voorgangers. Een man, die het Leven liefheeft, hoe scherp hij zijn massa's en zijn instellingen hekelen kan, een man die onvoorwaardelijk in de Toekomst gelooft, hoe genadeloos hij zijn ontleedmes zet in de zweeren en rottende plekken van menschheid en maatschappij. Hoe destruktief deze onbevreesde waarheidsminnaar zijn moge voor vele der sociale en zedelijkheidswaarden van zijn tijd, hij heeft een kern van kracht en vastheid van wezen in zich die hem uit de afbrokkelende ruïnes van een oud en vervallen gedachteleven de bouwstoffen doet grijpen en de waarden doet scheppen, die tijdgenoot en nageslacht dienen kunnen voor den opbouw van een nieuwe levensbeschouwing en een nieuwe kultuur.

Hoe destruktief hij moge zijn, hij was meer, steeds meer dan een louter negatieve en vernielende geest. Hij is tevens. een mensch die de orde en de rechtvaardigheid liefheeft en zijn leven getuigt ervan. Hij is een der oprichters en leiders van de Fabian Society, schrijver van vele Fabian essays en

Fabian tracts, een essayist van verruimend socialistisch uitzicht, geweldig strijder tegen de kapitalistische overheersching, maar die tevens de psychologische, administratieve en organisatorische tekortkomingen van het Marxisme doorzag en niets dan minachting had voor de oppervlakkigheden van het maatschappelijk anarchisme. Zijne indertijd door Henri Polak vertaalde brochure The Impossibilities of Anarchism behoort met andere zijner sociologische brochures en de militante beschouwingen, die hij aan zijn tooneelstukken deed voorafgaan tot die geschriften van vlijmend logische kracht, onovertroffen op polemisch gebied, waarmee hij het Engelsch Socialisme zijn huidigen vorm heeft helpen geven.

Het is in deze school van intellektueele penetratie en gemeenschapszin, beinvloed door de natuurwetenschap van een Darwin en Huxley, door de sociologische wetenschap van een Marx en Shaw, dat de geest van den jongen Wells gevormd werd. Op Rede en Wetenschap leerde hij in die jaren dat zijn scheppingskracht allengs tot rijpheid en ontvouwing kwam zijn groote verwachtingen voor de toekomst bouwen, meer dan dat hij zich aangetrokken en geboeid voelde door de groote dichters die in hoogste stijging van schoonheid het Engelsch geestesleven der negentiende eeuw verrijkt hadden.

Het was ook dit element van bewondering en vertrouwen in de krachten en mogelijkheden van den menschelijken wetensdorst en zijn maatschappelijk wilsvermogen dat hem inspireerde tot die eigenaardige en zeer oorspronkelijke scheppingen van zijn eerste periode.

Om de macht die dit gevoelen steeds over Wells behouden heeft en de sfeer van zijn geestesleven vooral in het eerste decennium van zijn buitengewoon produktief letterkundig leven, goed te verstaan, moeten wij ons hier een aanhaling veroorloven uit een rede in het jaar 1903 door hem gehouden voor de Oxford Philosophical Society: The Scepticism of the Instrument. Het is een belangrijke bijdrage zoowel voor wat de vorming van zijn kunst en heel zijn geestelijken horizon aangaat, als voor het algemeen gedachteleven omstreeks de eeuw-wende; zij helpt ons zoowel den aard van zijn groot talent als zijn tekortkomingen verklaren.

,,Ik heb hooren zeggen" heet het in deze lezing,,,dat een wilde of een dier geestelijk een zuiver objektief wezen is en in dat opzicht was ik als een wilde of een dier tot ik goed in de twintig was. Ik was buitengewoon onwetend wat betreft het subjektieve of naar binnen gekeerde element in mijn wezen. Ik was een positivist zonder het te weten. Mijn eerste opvoeding had weinig te beteekenen; het was er eene waarin eigen observatie, onderzoek en ervaring veel belangrijker faktoren waren dan eenig onderricht dat ik ontving. De school eindigde voor mij op dertienjarigen leeftijd. Ik was in vrij nauwe aanraking gekomen met de harder werkelijkheden van het leven, met honger in verschillende vormen, en vele lage en onaangename noodzakelijkheden van het leven, vóór ik vijftien was. Op dien leeftijd begon ik, aan de prikkels van zekere theologische en speculatieve motieven gehoorgevend, iets te leeren van wat ik hier bepaaldelijk en juist Elementaire Wetenschap wil noemen- dingen die ik uit Cassells' Popular Educator en goedkoope tekstboeken haalde."

Zijn levensloop nam omstreeks dien tijd een gunstiger wending en er volgden drie jaren van goed en verhelderend wetenschappelijk werk. Hij volgde den cursus van Vergelijkende Anatomie bij Huxley en daarbij aansluitend verzamelde en rangschikte hij een groote massa feitenkennis.

Zoo kreeg hij, zegt hij,,,een vrij helder en volledig geordend overzicht van het oogenschijnlijk werkelijk Universum."

Hij had nu, wij geven grootendeels maar wat verkort zijn eigen woorden, den mensch in het groote schema van ruimte en tijd geplaatst. Hij kende hem, ongeneeslijk in den aard van zijn wezen: beperkt en niet voleindigd, een wezen van compromissen en adaptaties. Hij had door een dozijn of meer overgangsvormen zijn longen zich zien ontwikkelen uit een zwemblaas, hij had den blindedarm zien saamschrompelen tot wat hij nu is: een broeinest van ziekten, hij had de kiem zich zien vervormen voor de doeleinden van het oor. Hij had in deze en tal van verwante groei- en wijzigingsprocessen het menschelijk wezen gevolgd in zijn ontwikkelingsgang.

,,Ik had heel de ontwikkelingstheorie," zoo gaat hij voort,,,opnieuw kunnen volgen in een cursus van palaeontologie en ik had van de afmetingen van het geheel der dingen mij een denkbeeld kunnen vormen door een jaargang astronomische physica. En heel die objektieve verheldering kwam voor ik tot eenig begin gekomen was van wijsgeerig of metaphysisch onderzoek, eenig onderzoek van waarom ik geloofde, hoe ik geloofde, wat ik geloofde of wat het fundamenteel bestanddeel van alle dingen is."

Na deze studies maakten de omstandigheden het noodig dat hij een diploma als onderwijzer haalde en het bracht hem

1926 IV

6

tot een oppervlakkige, maar toch inlichtende en suggestieve studie van opvoedings-methoden en theorieën van logika en psychologie, en zoo kwam hij ten slotte ook tot philosofie.

,,Tot de logika te komen," zegt hij,,,over de verfrisschende hooglanden der vergelijkende anatomie beteekent dat de geest gezuiverd is van veel natuurlijke voor-opvattingen en voor-oordeelen. Het is, als het ware, een flankaanval op de logika."

,,Als men er een heldere voorstelling van gekregen heeft, dat al de lichamelijke organen van den mensch en heel zijn lichamelijke samenstelling het produkt zijn van een serie aanpassingen en approximaties en dat zij slechts in goede werking gehouden worden door het ingrijpen van den dood, en dat hetzelfde geldt voor zijn hersens en zijn instinkten en vele zijner geestelijke neigingen dan is men niet langer bereid zijn denkapparaat onvoorwaardelijk te accepteeren als op een geheimzinnige wijze daarvan verschillend, en beter....

Zoo kwam ik dan tot een onderzoek van logische processen en van de taal, met de verwachting dat zij het zeer provisioneel karakter, het karakter van onregelmatige beperking en aanpassing, zouden deelen dat zich kenbaar maakt in heel het lichamelijk en dierlijk wezen van den mensch. En ik vond wat ik verwachtte."

Wij zien: Wells komt uit de school der natuurwetenschappen en het zal heel zijn werk blijven kleuren. De wetenschap meer dan de kunst heeft zijn geestes- en ziele-leven richting en kracht gegeven in die jaren van jeugd en wordend bewustzijn, waarin de geest zijn meest vormende en blijvende, zijn meest grond-leggende indrukken en sympathieën vergaart.

Het zijn intellektueele meer dan emotioneele of aesthetische indrukken, die er in die kneedbare jaren hun stempel op drukten.

[ocr errors]

En zoo wij daareven van Wells' talenten en tekortkomingen spraken en onder de laatste zijn artistieke en literairkritische waardeschattingen rekenen dan zoeken wij ze, voor zoover althans zijn natuurlijke geaardheid er ons de verklaring niet van geeft in deze overwegend wetenschappelijke opleiding en sympathieën.

Het heeft zijn geest van veel vooroordeelen gezuiverd, het is hem een doorloopende aansporing, vol vreugdige bezieling, tot levensonderzoek, het is hem een sterke steun, wekkend en verrijkend, in zijn werkzaam leven geweest maar het leidde hem ook tot een zeker rationalisme, dat de macht van het menschelijk denkvermogen overschatte, dat voor het dieper gevoels- en meer intuitief schoonheids-leven, de met

« AnteriorContinuar »