Imagens das páginas
PDF
ePub

RECTIFICATIE.

Gids 1926 III 382, in plaats van:

,,Leyds, die meende, dat de Engelsche Regeering den oorlog wilde en alleen talmde omdat zij nog niet gereed was, seinde den 27sten September naar Pretoria om het Gouvernement aan te raden een ultimatum tot Engeland te richten."

lees:

,,Leyds seinde den 27sten September naar Pretoria, dat volgens het algemeen gevoelen op het vasteland Engeland absoluut den oorlog wilde en slechts uitstel zocht, en dat men dus de Republiek aanried een ultimatum tot Engeland te richten."

SPROKKELINGEN.

Als Jezus het antwoord schuldig blijft op de vragen, die Pilatus tot hem richt, verwondert zich de proconsul. De machtige en edele Romein, overwinnaar van een vijand, dien hij als zijn gelijke eert, zal zich over het zwijgen van dien verslagene, zijn gevangene, niet verwonderen. De waardigheid van dit stilzwijgen zal hem integendeel vervullen met voldoening; hij zal in deze houding het ingetogen zelfbewustzijn wedervinden, waartoe hijzelf bij machte zou gebleken zijn. Deze onruststoker echter, deze muitzieke plebejer, een der velen uit Israëls verachte horde, bewaart het stilzwijgen tegenover hem als ware hij de gelijke des voornamen. Een ruwe tyran zou wellicht in gramschap zijn ontvlamd. Deze Romein, erfgenaam van den twijfel, den hoogmoed, het inzicht, de strengheid, de wellevendheid en alle de geestelijke schakeeringen en verfijningen eener oude aristocratie, gevoelt enkel verwondering, een kalme, hooge, koele, milde verwondering.

Het groote in Maupassant: het verbijsterend besef, dat het leven een verschrikking is, ondoorgrondelijk en onverbiddelijk, in zekere novellen als een diepen grondtoon te doen hooren, voelbaar te maken als een dampkring, geladen met verdelging.

Hetgeen voor alles bekoort in Arthur Schnitzler is de herfstelijke weemoed, die in zijn beste bladzijden ademt. De lezer gevoelt zich als de wandelaar en eenzame, zwervend over de heuvels eener streek, waarin het ritselen der vallende blåren sedert lang verstild is, onder een hemel, waarin het 1926 IV

18

late daglicht in duizend schakeeringen breekt en sterft. Ziehier den dichter, ziehier den mistroostigen en verteederden zanger der uitgeputte en aftrekkende onweders, der gele en late gevoelens, waarvan Nietzsche spreekt.

De wasdom, de geheime en langzame wasdom, de rijpheid en zoetheid eindelijk van het vermogen over de taal, de altijd weerbarstige en arglistige, in grooten stijl te heerschen, ziedaar vreugden, zoo groot, als ternauwernood geëvenaard kunnen worden en waarbij het pessimistisch besef omtrent een wereld van plagen en betrekkelijkheden ijdel schijnt.

Dat het relaas van tal en tal van avonturen in Casanova's gedenkschriften verdicht zoude zijn, bewijst niets tegen de eigenlijke waarde dier gedenkschriften. Casanova was een groot kunstenaar, een meesterlijk verteller, de schrijver van een der levendigste en bevalligste dialogen, die men lezen kan, van een proza voorts, zoo zwierig en pittig, zoo snedig en puntig, als wij slechts van de fijnste Franschen kennen, zielkundig en scherpzinnig, ja diepzinnig meermalen. Wat is het belang, de uitkomst dezer vermetele en schaamtelooze gedenkschriften? Het eeuwig type van den don Juan werd hier onder de eigen trekken des schrijvers geteekend met een vaardigheid, die allicht niet meer overtroffen zal worden. Deze Venetiaan, die tot zijn achttiende of twintigste jaar onkundig was van een taal, die hij later met zooveel meesterschap beheerschen zou, deze hoogelijk begaafde schelm, deze bij uitstek kunstzinnige en vernuftige avonturier en vrouwenschender, die na zijn zeventigste jaar, misschien uit baloorigheid, overtuigd van zijn mislukking, begon zijn herinneringen op schrift te stellen, schiep aldus te elfder ure tot verbazing van het menschelijk geslacht een onsterflijk kunstwerk.

Wat is styleeren? Verbloemen van eigen onmacht. Flaubert heeft gezegd, dat de groote scheppers niet behoefden te styleeren; dat zou het voorrecht blijven, het twijfelachtig voorrecht meenen wij, van de geringeren. Een vraag, die voor velen aanstootelijk zal zijn, laat zich stellen: is Flaubert, deze groote stylist, wel een groot schrijver geweest? Het

werk van geen meester wellicht toont een zoo glanzende volmaaktheid, ook niet het proza van Nietzsche. Hoe echter zoude de matelooze, van den goddelijken waanzin, dien Plato verheerlijkt, getuigende scheppingsdrift van Nietzche de uiterste verzorgdheid van noode hebben, waarin Flaubert, opstandig en vertwijfeld maar heroïsch, zich uitputte ten langen leste? De groote schrijver, hij aan wien het leven met zwaren aandrang in machtige volzinnen ontstroomt, hoe zou hij zich vermeien in het spel van eurhythmische verfijningen, van onnaspeurlijke spitsvondigheden, waarvan de stylist het ijdel geheim bewaart en koestert in zijn mismoedig en eerzuchtig hart? De stylist is zich bewust van zijn beperktheid, zijn armoede; hij wordt de goudsmid, de sierkunstenaar van het woord, trachtend door de schoonheid van den vorm zijn tekort aan innerlijken rijkdom kostelijk te vergoeden.

Twee uitspraken:

Il ne faut pas s'emporter avec les femmes, c'est en silence qu'il faut les entendre déraisonner. (Napoleon).

Tout homme supérieur doit avoir sur les femmes les opinions de l'Orient. (Balzac).

Jules Barbey d'Aurevilly was een der grootste tragische kunstenaars aller tijden. Zijn onsterfelijke naam werd in de officiëele handboeken over de geschiedenis der fransche letterkunde niet genoemd, waarom anders dan omdat zijn machtige en edele geest gekant was tegen het democratisch bewind, dat sedert de Omwenteling de geschiedenis van Frankrijk stelselmatig had vervalscht en waarvan de schrijvers dier handboeken de dienaren waren. Jules Barbey d'Aurevilly was koningsgezind en streng geloovig. Hij werd geboren uit een oud geslacht, in de jaren, toen Napoleon zijn hoogste macht bereikt of welhaast bereikt had; zoo vereenigt zijn proza de kostbare verfijning der kwijnende beschaving, waarvan hij de verzadigde maar allerminst vermoeide nazaat was met den luister dier heroische tijden, welker herinnering hij menigmaal in volzinnen heeft verheerlijkt, waardoor de groote adem van dat tijdvak schijnt te varen. Het werk van Jules Barbey d'Aurevilly behelst tragische tooneelen, waarin deze

schrijver Dostoievski en Shakespeare evenaart. De abt de la Croix Jugan in l'Ensorcelée bijvoorbeeld, weliswaar schetsmatig gebleven, is een dier geheimzinnige en betooverende typen, waaraan Dostoievski in de figuur van Stavroguine de grootste uitgebreidheid en diepte heeft verleend. De meesterwerken van dezen grooten prozaschrijver en niet de drama's van Hugo, om ons te bepalen tot dit enkele voorbeeld, vertegenwoordigen de fransche Romantiek in haar wezenlijk vermogen. De tragische kunstenaar breidt zijn gegevens dermate uit, dat alle groote kunst den schijn van romantiek aliicht zou kunnen aannemen. Maar de bedachtzame en fijne lezer zal ook hier het kaf van het koren onderscheiden.

Een der merkwaardigste en tevens een der meest kenmerkende daden van Goethe is geweest de vertaling van Benvenuto Cellini's gedenkschriften. Deze vertaling was een openlijke en drieste erkenning, temidden eener omgeving van benepen en verstarde voornaamheid, van zijn verwantschap, om niet te zeggen van zijn gelijke geaardheid met den Uebermensch, gelijk de Oudheid en de Renaissance hem hebben gekend en gelijk Nietzsche in deze late tijden, zij het in hoogeren zin dan hij tot dusverre was verschenen, hem als voorbeeld heeft gesteld voor de komende geslachten.

De volmaakte stoïcijn heeft nooit bestaan, de volmaakte pessimist evenmin. Wij pessimisten zijn dilettanten en Schopenhauer, onze meester, bovenal, die zijn aandeel nam aan de vreugden der aarde, zeven decenniën en langer leefde en de fluit blies. Het pessimisme van Schopenhauer mist de heilsleer, die den kluizenaar, den heilige heeft voortgebracht. De christen gelooft aan een hemel vol van heerlijkheden, waarmee de fijnere Indiër het versmaadt zijn Brahma, dat immers alleen op de wijze der ontkenning kan worden aangeduid, ijdellijk te verluchten. Ten aanzien van zulke uitkomsten schijnt het gemakkelijk deze wereld te ontkennen, te verguizen, te verzaken. Hoe echter wanneer, gelijk in de wijsbegeerte van Schopenhauer, deze uitkomsten ontbreken? Dan wordt het pessimisme het absolute pessimisme en, gelijk alle absolute dingen, een onding. Men ontkent het leven en

« AnteriorContinuar »