Imagens das páginas
PDF
ePub

Zij dacht een lange poos na:,,Ik heb genoeg van deze dubbelzinnigheid. Ik heb bij u een oogenblik zinnelooze illusies gewekt. Vergeef mij, dat ik ze weer terugnemen moet. Maar tracht de uiterste fierheid van een vrouw te begrijpen. Ik wil hier weggaan eer het onherstelbare is geschied. Geef toe dat mijn zinnelijke bevliegingen dat verraad niet waard zouden zijn. Hoe meer ik er over nadenk, hoe vaster ik overtuigd ben dat het tijd is voor mij om van hier weg te gaan."

Haar toon was zoo natuurlijk geworden en van alle passie ontdaan dat haar spreken als luidop peinzen was, zonder te willen overtuigen. Haar eerlijkheid werd er bijna roerend door. Mijn zinnelijke roes was ineen gevallen en spontaan, belangeloos op dien oogenblik, verzette ik mij tegen haar plan om weg te gaan.

,,Zinnelijke bevlieging, Emma? Heb ik ze niet geroepen? Voeg bij mijn schande niet de wroeging dat ik u van hier zou hebben verjaagd. Blijf en ik verzeker u dat gij van mij niets meer zult te vreezen hebben."

Ik herinnerde mij mijn vroegere twijfelloosheid aan mijn goedheid en sterkte. Ik voelde mij verkleuren en aarzelen. Er viel een stilte, waarin we elkanders vleeschelijke zwakte maten met de oneindige vergoelijking van genereuse vriendschap en misschien nog meer met spijt over de lusten, waaraan wij verzaakten. Wij ondervonden een schroeiende droefenis om de offers, die wij in elk geval aan onze betere inzichten verschuldigd waren. Het is niet waar dat men tot zijn moreelen plicht terugkeert zonder innerlijke verscheurdheid. De wijkende vijand binnenin wreekt zich met het heimwee der verloren beloften aan te steken. Zonder dat wij spraken rezen voor ons beiden al de genoeglijke beelden der voorbije uren, herzagen wij de diverse stadia van een innerlijke herleving. De ziel maar ook de zinnen waren weer gevoelig geworden en van de zinnelijke temptatie had ik mijn werk gemaakt. Reeds was het alsof zich de scheiding vervulde: onze harten voelden zich trekken op al de banden, wier geheime vezels in de vertrouwelijkheid van enkele maanden waren gegroeid. De geest, in deze oogenblikken van sterke bezinning, beschreef bij ons beiden denzelfden boog en zonder

schok of sprong bevond ik mij na een lange poos, als bij voorbaat verwittigd, opnieuw vóór haar vraag:

,,Karel, zijt gij waarlijk geloovig?"

Ik zag op haar gelaat de werking van angsten nieuwsgierigheid, maar haar stil en striemend woord had een schroeienden bliksem in mijn geest geslagen:,,Was mij de Heer misschien ook middel tot verleiding geweest?" Ik begon plots van een walg en nederigheid in mijn vleesch te beven. Een stond als een lange nachtmerrie bleef ik alsof ziel en lijf uit elkaar gingen splijten. Toen wierp ik ademloos een ontbindende wanhoop van mij weg.

„Ja, ik geloof" riep ik bijna jubelend uit, maar wijl ik Emma verbleeken zag verontschuldigde ik matiger: „Maar gij ziet tot welke uitspattingen ik zou in staat zijn, ondanks mijn geloof."

,,Ik moet hier weg" wedervoer zij, alsof zij zich thans definitief had hervat. Zij stond recht, gereed om de kamer te verlaten.

Ik trachtte haar nog in haar beslissing te doen wankelen. Ik vroeg haar Claudia niet te offeren door een schielijk en niet te motiveeren wegloopen, ik hield haar de eenzaamheid en duisternis voor tot dewelke zij zelve dreigde terug te vallen na de korte belofte van wedergeboorte, die ik helaas in gevaar had gebracht. Het eenige wat zij mij beloven wilde, was het bericht van haar vertrek voor te bereiden. Het was genoeg om mij te laten hopen dat ik alles nog zou kunnen herstellen om Emma, belangeloos, bij ons te houden.

VI.

Persoonlijk zou ik haar niet meer overreden. Niet alleen bood zij mij de volgende dagen geen enkele gelegenheid om vertrouwelijk met haar te spreken, — zij vermeed mij, mijn blik, mijn handdruk, om steeds met Claudia bezig te zijn. En Claudia was gelukkig.

Het geluk bij haar ontleent op zijn hoogst de teekenen der tevredenheid. Zij berispt de kinderen met wat zachter stem, zij zwijgt niet minder dan naar gewoonte, doch af en toe milderen zich haar trekken tot een glimlach. Geen uiterlijke

uitbundigheid maakt haar levendig. Zij blijft gelijkmoedig alsof zij nimmer het voorgevoel had, dat iets in den huize, iets in haar vreugde veranderen kan. En nochtans, Emma hechtte zich blijkbaar aan haar, met de verdubbelde toewijding van iemand die weet dat het einde van een gemeen genot nabij is. Zij lachte veelal, zij babbelde vroolijk, zij stoeide, maar met die schrijnende overspanning van den weemoedige die zijn opgewektheid aan den drank heeft gevraagd.

[ocr errors]

Ik zag de argelooze tevredenheid van Claudia, den roes van Emma en de gedachte dat beiden teerden op een vreugde waarvan het einde was gemeten spitste het gevoel aan van mijn schuld, - maar ook mijn wil om zonder zelfzuchtige berekening Emma's heengaan te voorkomen.

Ik zocht tevergeefs naar een middel. Tenslotte zag ik slechts uitkomst in de hulp van den onderpastoor. Ging ik thans weer zijn steun verzoeken, nadat ik reeds eens had gedreigd, het werk te vernielen waar ik hem zelf had aangespannen? Zou ik meteen niet het kuipen van een onnoembare passie blootleggen, het loeren van den man op het wijfje, al den tijd dat Emma onder zijn verheffenden invloed had gestaan? Mijn hoogmoed verzette zich tegen deze zelfvernedering. Ik overtuigde mij overigens dat ik het recht niet had iets van Emma's zinnelijkheid te ontsluieren. Twee dagen bleef ik machteloos toezien. Toen vreesde ik dat Emma, die tot dusver aan Claudia van geen scheiding had gesproken wat mij wel eenigszins verwonderde, dit niet langer zou uitstellen. Ik besloot mijzelf van alles te beschuldigen, dat tintje bevederde ruiterlijkheid heeft mij altijd een spoorslag gegeven om na verlagende handelingen zooveel mogelijk weer goed te maken. Was het bovendien geen begoocheling, dat mijn vriend destijds in al de luimen van mijn onvoldanen lust niet had gelezen?

[ocr errors]

Nog denzelfden namiddag belde ik bij den onderpastoor aan. Ik dacht aan mijn vorig bezoek, niet zoo lang geleden, met een gelijkaardig doel. Toen waren mijn zuivere inzichten nog aan mijn zwakheid niet getoetst geweest. Ik was een beetje ontroerd, maar vast besloten, desnoods met een zweem van hardheid, mij over gevoeligheid heen te zetten.

Wij zaten weer tegenover elkaar, alsof wij beiden wisten,

dat de herhaling van ons oud gesprek bij voorbaat in den loop der dingen stond geschreven.

,,Paul," begon ik met voorgewende onverschilligheid, ,,Emma is, gelijk gij zelf wel zult weten, de geanesthesieerde vrouw van vroeger niet meer. Ik moet U bekennen, dat haar een bekoring is eigen geworden, die een oogenblik voor mij gevaarlijk is geweest. Ik heb het haar gezegd. Ik zou het hebben bewezen, indien zij niet voor ons beiden verstandig was geweest. Maar het gevolg is dat zij nu zal weggaan."

Ik had den knoop doorgehakt en hooghartig alle gevoelens van spijt en schaamte verdrongen. Mijn vriend scheen ze des te dieper ondergaan, want hij, dien ik steeds vol zelfbeheersching heb gezien, werd eensklaps hoog rood en een stond werkten de kaakbeenen onder zijn wangen. Ik hield mij sterk en vervolgde koelbloedig:

,,Ik heb nagedacht. Indien wij ze in haar oude wereld laten terugkeeren, is alle winst opnieuw verloren."

,,'t Is jammer dat ge daaraan niet vroeger hebt gedacht," wierp hij mij in de rede en tot mijn verwondering klonk in zijn stem een nauwelijks onderdrukte woede. Ik voelde mijn schuld, maar deed alle moeite om mijn onontroerde houding te bewaren. Ik zweeg. Hij was rechtgestaan en deed eenige stappen over en weer om zijn beheersching in een physische beweging terug te vinden. En waarlijk, na eenige oogenblikken, had hij ten minste een bedaarder toon veroverd, want staanblijvend vroeg hij, ofschoon misschien met een tintje sarcasme, minder bits:

,,En verder?"

[ocr errors]

Verder? Mij dunkt, dat gij de woorden zoudt kunnen spreken, die haar zouden terughouden."

,,Voor u?" vorschte hij, terwijl hij me streng in de oogen las.

Ik liet niets zien van mijn hoogmoed, die, gekwetst, zich in zichzelf terugtrok.

,,Voor haar," wedervoer ik kalm. „Mijn inzichten zijn zuiver."

,,Gelijk de vorige maal!"

,,De koppigheid in uw wantrouwen doet mij pijn."

Hij hernam zijn stap. Zijn ongewone bewogenheid deed

mij vreemd aan en was, bij wijze van tegenstelling wellicht, er oorzaak van dat ik, die in den regel van ons beiden het meest oploopend ben, thans strak en rustig bleef. Ik herinnerde mij mijn vroegere voortvarendheid en meende geen beter bewijs van zelfbedwang te kunnen geven, dan zonder aandringen op zijn beslissing te wachten.

,,Maar waarom zou ze niet zonder schade heengaan?" redeneerde hij na een lange poos luidop. „,Heeft zij u niet weerstaan? Is zij niet onafhankelijk genoeg om alleen haar weg te zoeken?"

,,Haar weg zoeken. Gij zegt het goed. Maar ik heb u misschien verzwegen dat zij mij slechts na lang aarzelen heeft teruggewezen. Reken dus niet met een onaantastbare sterkte. Zij heeft u nog van noode, ik verzeker het u. En dan, gij weet het, zij heeft totnogtoe geen voet in de kerk gezet. Uw werk is slechts ten halve gedaan."

,,Het is beter dat zij weggaat!" zeide hij op een toon van onverzettelijkheid, waarin mij, meer dan de bezadigde ernst van den priester, een vooropgezetheid trof, die met redeneering niets gemeen meer had.

Ik wilde nog argumenteeren. Hij viel mij bitter in de rede:

,,Het is beter dat zij weggaat!"

Trots mezelf kwam in mijn geest een argwaan, die ik met afkeer terzijde stelde. Ik wist in hem den oppersten eerbied voor zijn priesterlijk kleed vergroeid met zijn ingeboren adel en dat in mijn geest een oogenblik tegen mijn vriend de verdenking van een menschelijke zwakte rees, beschouwde ik als een lage ingeving van mijn eigen naar het kwaad gekeerde ziel. Ik ging hem zeggen dat ik niet inzag waarom hij de hand wilde loslaten van wie hij half had gered, en dat hij mij uitleggen zou waarom Emma beter wegging, toen hij, teeken van ontroering, dat ik hem nooit in iemands aanwezigheid had zien geven, naar zijn brevier greep om onder mijn oogen er onrustig in te bladeren. Hij was zichtbaar in twijfel of hij zich verwijderen zou. — ,,Zal ik u alleen laten?" vroeg ik verbaasd. Hij knikte kort, bevestigend. Nog kon ik niet gelooven, dat zijn hart van een menschelijk gevoel in de war was. ,,Zou men niet zeggen...." sprak

« AnteriorContinuar »