Imagens das páginas
PDF
ePub

Ten slotte behandelt dit deel dus ongeveer hetzelfde als deel I. Dat niettegenstaande deze zonderlinge theorie groote gedeelten van het boek den indruk maken van een handleiding der psychologie pleit zeker voor den S. Hij bespreekt hier de feiten, zonder dat zijn theorie deze hinderlijk beïnvloedt en uit hun verband rukt.

Ik noemde de theorie zonderling, en dat zal zij ook zeker zijn voor iemand, die zich rekenschap geeft hoe weinig er van onzen geest overblijft wanneer wij die,,onbekende gast" wegdenken. De z.g.,,stroom van ons bewustzijn" is eigenlijk slechts een heel smal stroompje. Er is op ieder oogenblik maar zeer weinig in ons bewustzijn aanwezig en bovendien volgen de verschillende denkbeelden en voorstellingen erin elkander op onsamenhangende en ongemotiveerde wijze op: de samenhang en motiveering ligt veelal in overwegingen, die niet tot ons bewustzijn doordringen. Men heeft het onderbewuste dan ook wel vergeleken bij een diamant, waarvan het bewuste slechts een van de facetten zou zijn, of bij het ondergedompelde deel van een ijsberg, waarvan het bewuste het kleine deel zou zijn dat boven het water uitsteekt. Deze beelden worden door den Heer Tenhaeff ook met instemming geciteerd maar hij ziet naar het schijnt niet, dat de opvatting van,,de onbekende gast" eraan tegengesteld is. Men kan toch bezwaarlijk een diamant vergelijken met een,,onbekende gast”, die zijn intrek heeft genomen.... in een van zijn facetten.

V. D. W.

BROOS GELUK.

1926 IV

Dit is het zuiverste geluk
Om zonder droomerij of druk
Van heimlijk vergelijken

Met wat men vroeger heeft aanschouwd,
Zooals zij glinstrend zich ontvouwt,
De wereld in te kijken.

De wereld in, de wereld uit,
De wereld als begeerde buit

Voor onverzaadbre oogen,
En al wat voor ons aangezicht
Uitwimpelt in dat loutre licht

Komt onze vreugd verhoogen.

Wanneer wij, zooals kindren doen,
Den bronzen herfst en 't voorjaarsgroen
En 't winterwit aanvaarden
Zonder te vragen naar 't waarom,
Dan wordt ons alles wellekom
Wat uitstraalt op deze aarde.

Dan doet al 't zichtbare in het rond
Ons beelden vol van weelde kond,

En vaadmen de verschieten
Een lustoord dat ons toebehoort
En waar onze oogen, ongestoord,
Indrinkend van genieten.

11

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

De wiplijn van een ophaalbrug,
Kontoeren van een heuvelrug;
De statieuze grachten

Bij ochtend- en bij avondlicht,
Of als hun kleur te slapen ligt
In diepe mane-nachten.

Het spikklen van fijn bladergoud
In 't najaar, tegen 't hooge hout
Van de kastanje-lanen,
Terwijl beneden aan den stam
De klimop zich te slingren kwam
Als kransen van lianen.

Rietstengels die uit een moeras,
Alsof 't een hoofsche groetnis was,
Wuivend hun pluimen beuren
Naar 't blauwe van de hemeltent,
Zoo klaar als een Japansche prent
Met onversnede kleuren.

Een weide in Hollands groene pracht,
Of met een hermelijnen vacht
Van sneeuw-vrede overtogen,

Terwijl knotwilgen met hun pit
Accenten teeknen, die van 't wit

Den parelglans verhoogen.

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]
« AnteriorContinuar »