INHOUD VAN HET VIERDE DEEL Bladz. BEAUFORT (Mr. Dr. J. A. A. H. DE), Vijftig jaren uit onze geschiedenis (1868-1918), XII .... Bierens de HAAN (Mr. J.), De wetenschap der ekonomie en de filosofie der Aufklärung, I, Slot BOER (Dr. C. DE), Girolamo Savonarola ... Genderen StORT (R. VAN), Sprokkelingen 47 .. 186, 286 247 269 283 280 GRESHOFF (J.), Gedichten GEUNS (J. J. VAN), Boomen-ruischen GRUYTER (J. DE), H. G. Wells, I, II, Slot .... 76, 201, 330 HAAN (Mr. J. Bierens de), zie Bierens de Haan. JOLLES (Dr. A.), Wilhelm Busch en Christian Morgen stern, I, Slot .. Kunsthistorische methoden. 105, 233 Jac. van Ginneken S. J., Publicaties der afdeeling: Neder- LINDEBOOM (Dr. J.), Het Franciscus-probleem 386 354 41 380 .. 281 165 NIJHOFF (Mr. M.), De geschiedenis van den soldaat, door OORDT (Lt.-Gen. H. L. VAN), De onjuistheid der grond- POLAK (Dr. N. J.), De litterair-economische H. B. S. en het voorbereidend hooger onderwijs RAMUZ (C. F.), zie Nijhoff. ROELANTS (MAURICE), Komen en gaan, Slot SMIT (W. A. P.), Verzen ... 302 1 44 .... 368 STORT (R. VAN GENDEREN), zie Genderen Stort. VERMEULEN (MATTHIJS), Harmonie-contrapunt VETH (wijlen JAN), Broos geluk ... 159 WIJK (Dr. N. VAN), Dostojewskij's brieven aan zijn vrouw 398 Bibliographie. Percy Lubbock, Earlham. Hugo Verriest, Keurbladen. 407 KOMEN EN GAAN. V. Wat eerst een voorwendsel was geweest, waarachter ik mijn desertie inrichtte, mijn noodzakelijke aanwezigheid in het kasteel van Brusseghem, werd algauw waarlijk opslorpende bezigheid. Ik verrichtte ze met smaak en verfrischte toewijding. Mijn meester metselaar had flink geknoeid. IJzeren poutrellen had hij zichtbaar verwerkt om de zoogenaamde eentonigheid van de baksteenen vlakken te verbreken, dan als deze in de ruimtestructuur proportie aangevende verhoudingen moesten hebben. Met den zandsteen had hij barokke stutten voor vensterbogen gemetseld. Kortom, hij had de materialen op de stijllooze wijze gemengeld, die lang als fantasievolle diversiteit heeft gegolden en slechts een onoogelijke puzzle was. Ik zag me genoodzaakt verscheidene kubieke meter metselwerk te laten afbreken, ten einde overeenstemming te bekomen met een trouwens vrij duistere schets naar het oude plan. Doch, hoezeer ik ook houd van mijn vak, laat ik hier niet in technische bijzonderheden treden. Het eenige wat ik in verband met mijn hernieuwde werkzaamheid noteeren wil is, dat in het leven gaat overwegen datgene waaraan men zich met eenige bestendigheid wijdt. De geest krijgt een nieuw veld, de oude opwellingen sluimeren in of wijken: twintigmaal maakt u het werken een nieuwe ziel. Ik heb een maand op het kasteel van Brusseghem doorgebracht. 's ochtends reed ik met mijn fiets door de naburige 1926 IV 1 stille dorpen, die al hun werkvolk uitzenden om het land voor den komenden grooten slaap in te mesten en toe te dekken. 's Avonds laat deed ik de terugreis door de dreven, die hun laatste blaren verliezen en in den straal van het wiegend fietslicht naar brandewijn riekende dampen doen gisten. Wij gebruikten het avondeten in een zwijgzamer stemming dan destijds: onder voorwendsel, dat ik voorbereidend werk voor den volgenden dag had te verrichten, had ik tot gewoonte gemaakt alle gesprekken, die het maal langer konden doen duren, te vermijden. Ik trok me steeds vroeg terug om te gaan teekenen en rooken: ik hoorde hoe met het vorderen van den Herfst de werkkamer gevoeliger wordt voor het groeien der stilte en het verscherpen der geluiden rond het huis. Dat bezigzijn, dat omzien naar de buitenwereld voltrokken in mij een inkeer, die alle speculatieve gevoelens uit mijn gemoed veegde. Toen met het vriezen van November het winterknuifelen te huis begon, stond ik sterk genoeg om met een beetje hooghartigheid en onverschilligheid te midden der vrouwen te leven. Ik onthield mij van de vreugdestokende initiatieven waarbij ik aanvankelijk zoo gauw van mijn hart had gemengd. Was mijn afwezigheid gedurende een maand een hiaat in mijn kennis van Emma's gemoedsontwikkeling of wekte mijn strengere terughouding, bij wijze van terugslag, een grootere levendigheid in haar? Zeker is het dat zij blijk gaf van een veel blijder gezindheid dan toen zij bij ons belandde.Niets dan aan haar stap, haar wenden en bewegen kon ik het haar aanzien dat zij aan veeren en beslistheid had gewonnen. Rechtop, gansch gestrekt, kon ik haar vaak een gebaar zien doen dat ik vroeger bij haar nooit had waargenomen: nerveus hief zij beide handen boven het hoofd en schikte met een duw het kruivend haar in een breedgolvende krul tot midden haar voorhoofd. Eens dat ik haar aldus strak observeerde steeg haar een roode kleur tot boven de slapen. Zij liet in een schuwen glimlach haar tanden glanzen en zij gaven haar een schoonheid van gezonde gulzigheid. Geen trek in mijn gelaat vertrok. Zij beheerschte zich snel. Niettemin had zij bewezen dat haar gewaarwordingen niet langer aan haar moedwil gehoorzaamden. |