Imagens das páginas
PDF
ePub

,,Ik heb 'em gelezen. Daarnet en . . . ik kan het niet voor me houden.”

Angstig beurde ze haar hoofd op, naar zijn smal smartgezicht. Eén oogenblik dacht ze dat hij boos zou worden en 't haar gaan verwijten.

Ze had al spijt gesproken te hebben en plukte nergens om aan haar schortzak. Toen kreeg ze een ingeving, terwijl hij maar altijd, verwijtend, zwijgen bleef.

,,Ja 't is waar', zei ze gedempt, of ze een geheim besprak; ,,u moet moed blijven houden voor uw dochtertje.'

Dan zag ze, dat een schok door zijn lijf heen vloog. Weer greep hij haar handen en drukte die bevend. Hij vergaf het haar, dat merke ze nu aan dat gebaar, en aan zijn blik.

Tegen de deur geleund, veegde ze de laatste tranen weg, die nog opgeweld kwamen. Over dat met den brief werd niet meer gesproken, maar hij bleef haar vanuit zijn hoek volgen met zachte trouwhartige oogen, wáár zij ook ging. Hij trok er snel voor een paar uur uit, maar vóór het sluitingsuur was hij weer terug.

Neen Jacques", zei ze dien avond;,,ik kan nu niet praten met je, ik heb hoofdpijn."

En den volgenden ochtend, met de eerste boot, voer de gast heen. Juffrouw Thérees had, naast zijn fiets loopend, hem tot aan den steiger gebracht.

Toen ze in de gelagkamer terugkwam, zat daar Jacques Emile pas aan zijn ontbijt. Even kwam wrevel tegen hem omhoog in haar hart.

Maar waarom? Had Jacques haar iets misdaan? Ze verwon dat en poogde als gewoonlijk, tegen hem te lachen. ,,Die houten baas is heen, niet Thérees", zei hij met een hap brood in zijn mond.

Maar ze gaf geen antwoord...

(Slot volgt).

HERMAN DE MAN.

KOLONIALE ZELFOPVOEDING.

II.

De goede uitslag eener Westersche opvoeding van Inlandsche volken hangt ongetwijfeld niet minder van de persoonlijkheid van den onderwijzer, dan van zijn leerstof en van de aanleg en de wilskracht van den leerling af.

De oorlog heeft omtrent de Westerscne persoonlijkheid in het algemeen en het eigen karakter der voornaamste volken van West-Europa in het bijzonder nogal wat aanwijzingen gegeven; de vijanden in Europa zagen elkander toen goed in de oogen om te doorgronden met welken tegenstander zij te doen hadden. Tracht men nu uit de voornaamste litteratuur der laatste jaren 1), die naast partijdigheid toch ook vaak wetenschappelijke onderzoekingen en uitkomsten bevat, zich van het typeerende in de geestesgesteldheid van sommige volken een voorstelling te vormen, dan ziet deze er ongeveer als volgt uit:

De Franschen zouden hebben naast een helder verstand een temperament, dat zoowel voor moedeloosheid als voor hoop licht toegankelijk maakt; naast koele berekening, vatbaarheid voor voorbijgaande emoties; logische redeneering naast neiging om gemakkelijk beheerscht te worden door dogmatisme en skepsis; zorg voor den vorm en methodisch

1) W. Wundt. Die Nationen und ihre Philosophie, 1915, S. 11, 29 ff. J. H. Parsons. Mind and the nation, 1918, p. 136.

G. Papillault. Science française; scolastique allemande, 1917, p. 109 sq. E. Hurwicz, Die Seelen der Völker, 1920.

onderzoek naast altruïsme, drang naar nivelleering en gelijkmaking, die alle individuen ziet als eenheden van dezelfde soort en die leidt tot gevoelens van sociale sympathie en menschenmin.

De Indo-Chineesche volken nu, met name de Annamieten, welke aan Frankrijk's zorgen zijn toevertrouwd, worden beschreven als gehecht aan het oude; achterdochtig tegen al wat vreemd is; vreedzaam en in zichzelf gekeerd; rustig beschouwend, geduldig de gevoelens verbergend; eerst handelend na rijp beraad. Zoodat men niet met forsche hand heeft in te grijpen in hunne maatschappelijke instellingen, hunne rechtsopvattingen, hunne zedelijke denkbeelden, want het verlangen naar snellen omkeer stuit op verzet, ondanks de schranderheid der jeugdige individuen en de zwakheid van karakter, die velen eigen is 1).

De groei van het Britsche volk en van zijn instellingen zijn in menig opzicht geheel anders geweest dan die van de volken van het vasteland.

Wat de natuurlijke omgeving betreft, valt te denken aan de ruwheid van het klimaat, de vruchtbaarheid van den bodem, den rijkdom aan delfstoffen, de geïsoleerde ligging. Hier is een gemeenschap ontstaan, die gekenmerkt is door voorliefde voor dadelijk handelen. Aan den anderen kant heeft de geographische afgezonderdheid verregaande individualiteit naast conservatisme aangekweekt; als individuen en als natie zijn de Britten egocentrisch, zij stellen zich tevreden met kleine verbeteringen om in direct gevoelde behoeften te voorzien. Liever dan een wet te maken Parsons zullen wij ons aan een conventie vastklampen; eerder dan een instelling af te schaffen, zullen wij haar voor nieuwe doeleinden gebruiken; eerder dan een nieuw genootschap in het leven te roepen, zullen wij aan een oud een anderen naam geven; eerder dan een probleem op te lossen, zullen wij het zoolang mogelijk verloochenen en ten laatste er een mouw aan zien te passen.

[ocr errors]

aldus

En Wundt meent dan ook, dat de Britten een geestelijk leven hebben, gericht op de practijk, koel berekenend, met

1) B.v. Discours prononcé par M. A. Klubowsky, gouverneur général de l'Indochine le 27 novembre 1909, Saigon 1909, p. 6 sq.

een sterk gevoel van eigenwaarde en individualiteit, huiverig om aandoeningen van het innerlijk leven te uiten. Zij zouden niet geneigd zijn zich te bemoeien met anderer geloofsovertuiging, streng onderscheid makend tusschen weten en gelooven, zoodat vluchtige gevolgtrekkingen en ijdele speculaties worden vermeden door empirie, rustige observatie, geduldig onderzoek en zin voor werkelijkheid.

Zullen zulke Britten de Indonesiërs van het Maleische schiereiland besturen en leiden tot een hooger trap van ontwikkeling? Indonesiërs, die ons door den besten kenner 1) van de Maleiers van Malaka worden beschreven als te zijn afkeerig van arbeid, wantrouwend jegens vreemden, volgzaam, trouw, gesloten.,,De Maleier bebouwt zijn rijstvelden alleen, als hij er door de harde noodzakelijkheid toe gedwongen wordt of op last van zijn hoofden, maar hij is een bekwaam visscher, omdat dit bedrijf, meer aan sport doet denken. Soms drijft hij handel bij wijze van spel en het gelukt hem bijna nooit er een bestaan in te vinden, want heeft hij eenmaal zijn kapitaal in zijn bedrijf gestoken, dan geeft hij al het geld, dat hij bij den verkoop verdient, uit en komt ten slotte tot de ontdekking, dat hij geen middelen meer heeft om zijn zaak voort te zetten. En toch is hij een gezellig kameraad en een vriend, die onze belangstelling waard is; bovendien een niet te verachten vijand. Hij koestert eerzuchtige verlangens. Hij houdt van macht en aanzien en zijn ziel hunkert naar titels en eer. In al deze begeerten stelt de vrouw groot belang. Zij spoort hem aan en stemt er gaarne in toe zijn woordvoerster te zijn, wanneer zij meent, dat de goede gaven dezer wereld verkregen kunnen worden door slimme vleierij of een roerend pleidooi."

De Nederlandsche geestesrichting zou voor een groot deel beheerscht worden door het verlangen naar individueele vrijheid van denken en doen en van het verrichten zonder dwang van hetgeen men op zich nam; eerst de persoonlijkheid, dan de gemeenschap. Gewichtig, deftig, degelijk, bezonnen mag men ons noemen, weinig emotioneel, weinig spontaan, weinig romantisch, doch daarnaast sterk en doorzettend, wanneer het gevestigde overtuigingen betreft, of bij

1) F. A. Swettenham, The real Malay, 1909, p. 37, 150.

de overwinning van moeilijkheden, bij het ondervinden van weerstand. Het is wel teekenend, dat de bestudeering van land en volk in Indië ons als gezondheidsmaatregel en ter voorkoming van ergernis is voorgeschreven.

,Een kalm tevreden leven is een groote factor tot gezondheid. Daarom bestudeere men het karakter van den Inlander, leere vooral de eigenaardigheden der taal en der Inlandsche gewoonten, waardoor men zich niet al te zeer ergert aan handelingen, die niet strooken met een Europeeschen gedachtengang" 1).

Hoe deed zich dan dat Inlandsche karakter kennen?

Een opmerking moge voorafgaan. Het is deze, dat onze ethnologische gegevens omtrent de Indonesische bevolking tot dusverre geen uitkomsten aanwijzen van experimenteel psychologisch onderzoek en dat op dit gebied thans de eerste schreden zullen worden gezet 2). Als alle schoolmeesters letten wij veel te weinig op den aard van den leerling, zoodat wij vooralsnog aangewezen zijn op de mededeelingen van hen, die na langdurigen omgang met de Inlanders hunne indrukken omtrent het Inlandsche volkskarakter hebben geboekstaafd, waardoor in groote trekken wel een inzicht in de Indonesische psyche is verkregen.

Men heeft vaak beweerd - aldus Swettenham t.a.p.p.265 dat een Europeaan het karakter van een Oosterling niet kan begrijpen of de eigenaardige werking van zijne hersenen niet kan volgen. Ik betwijfel, dat de Oosterling moeilijker te begrijpen zou zijn dan de Westerling, wanneer men maar eerst de moeite heeft genomen hem te bestudeeren, even goed als men zich zou voorbereiden voor de deugdelijke kennismaking met eenig ander onderwerp, waarmede men niet vertrouwd is. Iemand, die opgegroeid is in een Christelijke West-Europeesche omgeving kan toch niet verwachten, dat hij aanstonds de karaktereigenaardigheden van een Oostersch-Mohammedaansch of Hindoesch volk zal begrijpen. Maar als men jaren lang in het Oosten woont, en zich volkomen vertrouwd maakt met de taal, de literatuur, de gebruiken, de vooroordeelen en de bijgeloovigheden van de

1) Dr. C. L. van der Burg. De geneesheer in Ned.-Indië, 1882, I, blz. 331.

2) Jaarverslag van de Vereeniging Koloniaal Instituut, 1919, blz. 51.

« AnteriorContinuar »