Imagens das páginas
PDF
ePub
[blocks in formation]

99) L. C., dl. 100) L. c., dl. IV, p.

1816, fig. 120.
1847.

1851.

1852, fig. 126,
1863, fig. 133.
1864.

101) L. C., dl. IV, p.
102) L. c., dl. IV, p.
103) L. c., dl. IV, p.
104) L. c., dl. IV, p.
105) L. c., dl. IV, p.
106) L. c., dl. IV, p.
107) L. c., dl. IV, p. 1806.
108) L. c., dl. IV, p. 1847.
109) L. c., dl. IV, p. 1848.
110) L. c., dl. IV, p. 1851.

1804, fig. 115, p. 1805, fig. 116 en p. 1806.

111) L. c., dl. IV, p. 1864.

112) Celebes gereprod. op± 3/10 der ware grootte, 1. c., dl. IV, p. 1878, fig. 141.

113) L. c., dl. IV, p. 1873.

114) L. c., dl. IV, p. 1884.

115),,Overzichtskaart van het eiland Celebes", 1:1.250.000. Uitgave van den Topographischen Dienst in Ned.-Indië, Weltevreden, 1918. 116) Zie hier noot 92.

117) Hier noot 87.

118) Aanwezig in het Alg. Rijksarchief te 's-Grav. onder no.'s 549 en 551 van den Suppl. Inv.

119) Hier noot 89.

120) Zie W. de Gray Birch, The commentaries of the great Afonso Dalboquerque, Hakluyt Society, Londen, dl. II, 1877, Introduction, p. CXXI.

121) Zie Frère, Manuel de Bibliographie Normande, Parijs, 1850—60, vol. I, p. 336, waaruit blijkt, dat Berthelot geboren werd in 1600 te Honfleur (Frankrijk). In 1629 werd hij eerste loods van een Portugeesche vloot om Malakka te verdedigen tegen den vorst van Atjeh, en daarna koninklijk cosmograaf voor (Port.) Indië te Goa. Daar teekende hij in 1635 zijne fraaie kaarten. Bij een nieuwe expeditie werd hij 27 Nov. 1638 in Atjeh vermoord.

122) De titel luidt:,,Descripcao. hidrographica. dos. uerdadeiros. sinos. das. ilhas. de Iaua. minor Celebes. Timor. solor amboena. Bánda malucas. mindanao. Partes. das. Philipinas & Parte. de. Borneo. cô. seris. canaes. & estritos. cô amaneira. de. os. nauegar. da. reformacas & noua. emenda. de. pedro. berthelot. Piloto & cosmographo. mor. da. india &ca. goano anno de 1635".

123) O. a. komt voor het eerst de Paloe-baai voor met de volgende plaatsnamen :,,Manaua, Tendron, Pallou, Combilli, Menboro, caille". Op de Nederlandsche kaarten blijft de Paloe-baai nog langen tijd afwezig. Eerst bijna een eeuw later, nam. in 1730, wordt zij door Matthijs Plazier opgenomen en fraai in kaart gebracht; zie het origineel in het Alg. Rijksarchief te 's-Grav., no. 1303 Inv. Leupe, en loc. cit., dl. IV, p. 1832. Ten N. der Paloe-baai leest men op Berthelot's kaart,,Daon Pelas" voor het thans Dampelas heetende schiereiland. De,,Hoeck van de Stroomen" van

Hessel Gerritsz (1622) heet,,P.ta de bohol" (= Bwool?) bij Berthelot (1635), die voor het eerst de golf van Boni noemt,,Enceada de bugis". 124) Britsch Museum, Add. MS. 36667B.

125),,Den nieuwen Dictionaris of Schadt der Duytse en Spaensche Talen. Door Arnoldus de la Porte Capellaen. t'Antwerpen. 1659". D. i. de oudste dictionnaire welke wij vonden; zij vermeldt:,,quema, quemada, quemadura = brandinghe", en nog eens afzonderlijk:,,quemadura = brandinghe van eene wonde".

[ocr errors]

,Tesouro dos vocabulos das duas linguas Portugueza e Belgica” van Dr. A. Alewijn en Jan Collé, te Amsterdam, 1714 (Ned. uitgave van 1718), geeft:,,Queima brand" en,,Queimadura branding, verbranding,

afbranding".

=

=

,,Diccionario contemporaneo da Lingua Portugueza", Lissabon, 1881. ,,queima

=

ruina, perda".

,,Novo Diccionario da lingua Portugueza" van C. de Fiqueiredo, Lissabon, 1899.,,Queima... (prov. trasm.) curvas que se fazem no chão, para o jogo da raiola; (prov. beir.) traços analogos, para o jogo do pião, do homem, etc."

Antonio Galvano, Port. kapitein der Molukken van 1536-1540, gebruikt in zijn werk (p. 211) het woord,,xaquemas" voor ineengevlochten touwwerk.

Overigens werd in de geraadpleegde literatuur het woord,,queimas" of een dat daaraan doet denken niet aangetroffen.

126) Het origineel in het Rijksarch. te 's-Grav., Inv. Leupe no. 342. Op 1/3 der ware grootte gerepr., loc. cit., dl. IV, foto 302, tegenover p. 1821.

127) Origineele kaart van Celebes en de Molukken, in het Dépot des Cartes de la Marine te Parijs.

128) Op een Eng. copie van ± 1670 eener Holl. kaart; in de N.O. punt van Celebes staat,,P. de los demas", in de N.W. punt,,Stream pt.". Aanwezig in het Dép. d. C. de la Mar. te Parijs.

In een dikken, klein-formaat Hollandschen atlas van 1670 met zeer fraai geteekende kaarten en fraai schrift, aanwezig in het Br. Mus., Add. MS. 34184, een kaart van,,Celebes" (naar Blaeu, 1669) met,,Punta de Los Cemas", en een andere met,,punta de Los Cemos".

Op de kaart van ,Celebes" van Dupré Eberard (± 1700) in de N.O. punt,,pointe de las cemes".

129) Zie Bijdragen tot de historische cartographie van den Ned. Ind. Archipel, Tijdschr. K. N. Aardr. Gen., 1917, p. 863 e. v.

130) Origineel in het Rijksarch. te 's-Grav., Inv. Leupe no. 462. Zie ook Kol. Arch., no. 1226 en no. 1227 (1679), fol. 139-140, over de reis van Padbrugge,,,Dagh-Register gehouden int Casteel Bat. 1678".

131) Uitgegeven door P. J. B. C. Robidé van der Aa, De vermeestering van Siauw door de Oost-Indische Compagnie, met Het Journaal van Padtbrugge's reis naar Noord-Celebes en de Noordereilanden, Bijdr. T. L. & V. van N. I., 3, II, 1867, p. 95-268. Jammer, dat hierbij de kaart van Jan van der Wall niet mede werd gepubliceerd. Blijkbaar kende Robidé van der Aa haar niet, want hij noemt haar nergens.

132) Hierbij werd ook voor de eerste maal een der schiereilanden van Celebes (en wel het noordelijke) door Europeanen (Nederlanders) van kust tot kust overgetrokken, nam. van de baai van Kwandang naar Goron

talo, 1. c., p. 147–167. Dinsdag 21 Sept. 1677 van de N.-kust vertrokken, was men 23 Sept. in Limbotto; Maandag 27 Sept. vertrok men van Gorontalo over zee weder naar Menado.

133) Robidé van der Aa verwijst naar Valentijn, 1724, dl. I, 2, p. 64 (rechts), waar staat:,,De wegen landewaard in, naar Datahan, Passan en Saccan aan de eene, en naar Saban aan de andere zijde plagten in vorige tijden voor 't jaar 1680, veel beter, dan naderhand te wezen, vermits zij door het vervolgens springen, en opvliegen van verscheide bergen, landewaard in meest in 't midden van deze smalle streek van de Kemas of Groote Oester-Bergen af, tot geheel aan Gorontale gelegen, en meest in brandende swavel-bergen bestaande, onbruikbaar geworden zijn”.

Het is evenwel niet waarschijnlijk, dat Valentijn's,,Groote OesterBergen" iets te maken hebben met Celebes' N.O. punt,,,hoek kemas" uit het journaal van Padbrugge's reis, al moge men ook opmerken, dat kima het Maleische en Minahassische woord is voor een reuzenschelp, de Tridacna squamosa of de Chama gigas. Op de kaart van Celebes, welke Valentijn in zijn werk geeft, komen de namen Kema, Oester-Bergen, Datahan, enz., niet voor.

134) Overgenomen niet van R. v. d. A., maar van de origineele copie in het Rijksarch., Kol. Arch., no. 1226, welke tekst R. v. d. A., jammer genoeg, niet letterlijk volgde, doch haar moderniseerde naar de schrijfwijze van zijn tijd.

135) Namelijk op de vroegere,,kaerten zeer gebrekkelijk aen desen oort". 186) Dit enz. luidt:,,daer inde kaerten maer drie mijlen voor aengehaelt staet, om welke ende meer andere grover mis (s) tellinge, voornamelijk van de gantsche Straet van batsjan den gouvern (eu)r zeer naerstighe ende gedúúrige peijlinge heeft laten doen ende daeruijt een correcter Caert door den Schipper Ian vander Wal, hier omtrent zeer ervaren, laten opmaeken, daer alles naer deze bevindinge in verbeterdt wordt". D. i. de kaart no. 462 van het Rijksarchief. Overgenomen uit de origineele copie, Kol. Arch., no. 1226.

137) Wij cursiveeren.

138) Wij cursiveeren.

139) Overgenomen uit Kol. Arch., no. 1226.

140),,Paskaart van de oost vervatende, de Eijlanden Celebes, Halemahera, Nova gúinea, Nova-Hollandia, Timor als Ambon banda, en Ternatten. A° 1703". Aanw. in het Dép. d. C. de la Mar. te Parijs.

E. C. A.

EEN PLANTENTUIN VOOR SCHIMMELS.

[ocr errors]

Er bestaat bij het groote publiek veel onkunde ten opzichte van de beteekenis van onze botanische tuinen. Met het groote publiek bedoel ik niet den man van de straat, maar ik heb het oog op onze beschaafde, ontwikkelde klasse. Dat is mij nooit duidelijker geworden dan toen een Minister van Binnenlandsche Zaken en waarlijk niet de eerste de beste mij eens de vraag deed, of ik nu werkelijk alle planten, die in den Hortus Botanicus gekweekt werden, noodig had, om ze op college te laten zien. De vraag was zoo verbijsterend, wegens de daaruit blijkende onkunde bij een bewindsman, onder wien toen ter tijde het onderwijs ressorteerde, dat ik mij niet in staat achtte een behoorlijk antwoord te geven. Onkunde bij een jurist, die niet begreep, dat een zeer belangrijk deel van het Universitaire Onderwijs niet bestaat uit colleges, maar uit praktika en demonstraties, onkunde ook, omdat hij blijkbaar vergat, dat de Universitaire instellingen niet alleen ten dienste staan van het onderwijs, maar ook van het wetenschappelijk onderzoek.

Het is mijn bedoeling niet, hier een uiteenzetting te geven van de beteekenis van een botanischen tuin zoowel voor het onderwijs als voor de wetenschap, maar wel zou ik in verband met den titel van dit opstel zeer in het kort op enkele punten willen wijzen, waar die tuinen een zeer belangrijke rol hebben gespeeld bij de vermeerdering van onze botanische kennis.

Toen in de 16 eeuw de kennis van de planten langzamerhand begon toe te nemen en men meer en meer beschrij

vingen van nieuwe gewassen het licht deed zien, werd het allengs moeilijker de planten te identificeeren. Beschrijvingen en afbeeldingen helpen zeker iets, maar wanneer men een of andere plant vond, had men niet altijd de zekerheid, dat men inderdaad met dezelfde soort te maken had, die de oorspronkelijke schrijver in handen had gehad. Er was maar één middel om daaromtrent uitsluitsel te verkrijgen en dit was een vergelijking met het oorspronkelijke exemplaar, dat men dus op de een of andere wijze moest trachten te bewaren. Al spoedig kwam men er toe, die planten, welke ter vergelijking dienden, te drogen en zoo ontstonden allengs herbaria, die van onschatbaar nut geweest zijn voor het juiste herkennen van de verschillende gewassen.

Vooral toen het aantal beschreven planten toenam, zoodat men niet meer bij duizenden of tienduizenden, maar bij honderdduizenden moest gaan tellen, werden de herbaria een onmisbaar hulpmiddel bij de studie der plantkunde, terwijl men er bovendien gebruik van kon maken, om bij het onderwijs die planten uit andere luchtstreken te demonstreeren, die de studenten niet uit eigen aanschouwing konden kennen. Maar... het was altijd de plant in gedroogden en gepersten vorm, waaraan het leven ontbrak en iedereen gevoelde dan ook wel, dat men hier met een surrogaat te doen had, dat, zelfs voor de beschrijving en herkenning, het levende individu nooit zou kunnen vervangen. Was het er daarbij om te doen de levensverschijnselen der planten te onderzoeken, dan was een herbarium van geen nut; men moest dan de levende plant in handen hebben.

Daarom werd dan ook in de 16° eeuw begonnen met den aanleg van botanische tuinen, waar men zooveel mogelijk verschillende planten trachtte te kweeken, ten einde ze in levenden toestand te kunnen demonstreeren en de eigenschappen ervan te kunnen onderzoeken. Dat het daarbij moeilijker werd gewassen uit andere luchtstreken te cultiveeren, behoeft geen betoog; maar al spoedig leverden de oranjerieën en de plantenkassen een hulpmiddel van groote waarde, om in de gematigde luchtstreek toch ook een beeld te verkrijgen van den plantengroei der warme en tropische gewesten.

Het blijft ook daar noodig steeds te bedenken, dat men die 1921 IV.

23

« AnteriorContinuar »