Imagens das páginas
PDF
ePub

EEN NIEUWE SHAKESPEARE-UITGAAF.

The works of Shakespeare, ed. by Sir Arthur Quiller
Couch and J. Dover Wilson. Cambridge, 1921.
I. The Tempest. II. The two Gentlemen of Verona.

I.

Aldoor is het oude dingen, vernieuwen zich, en stomme dingen, die gaan spreken.

Het leven kent het geheim om te prikkelen: het keert ons telkens een ander gezicht toe, en telkens hoort men versch geluid. Het wil zijn jeugd niet opgeven en het gaat voort te lokken met zijn bekoring.

in idee

Daar hebt ge voor u de oude uitgaaf van Shakespeare's werken uit het jaar 1623. De groote editie in folio. Onze Bijbel, maar nu niet anonym.

Het zal in dat jaar des Heeren een kostbare onderneming zijn geweest. Niet zonder moeite is men er toe overgegaan, niet zonder veel tijd er over te laten verloopen, wás zij voltooid. Een duizendtal bladzijden groot formaat, in dubbele kolom gedrukt, en dan een wereldsch boek, was geen kleinigheid voor uitgevers van die dagen.

Waarschijnlijk is het plan met Shakespeare, niet lang voor zijn dood, besproken door Ben Jonson. Deze had zijn eigen werken in een deel verzameld en kort geleden uitgegeven, of stond daartoe op het punt. Nu zou zijn mededichter aan de beurt wezen met zijn drama's. Misschien bood hij hem zijn hulp aan bij de publicatie. Want Ben Jonson, al had hij zijn aanmerkingen, en hoe zou hij niet? was een bewon

[ocr errors]

derend vriend; neen, men kan veel meer zeggen, hij vereerde in,,zijn" Shakespeare den dichter die door de natuurgave van zijn genie apart stond, buiten en boven de andere dichters, hij zag in hem den chef.

Zooals een andere vriend het nog bij Shakespeare's leven uitdrukte: Had hij geen koningen gespeeld (was hij geen acteur geweest), hij zou geschikt zijn geweest voor koning.

De lente van 1616 nam den dichter weg. In hun voorrede voor de editie van 1623 beklagen zich de uitgevers dat hij zelf niet meer het oog heeft kunnen laten gaan over het opnemen van zijn geschriften, zij moesten zelf dien plicht voor hun vriend vervullen.

Wat deden zij ?

Zij hebben zijn papieren gehad en zijn schrift gezien gedeeltelijk kunnen wij het gelooven; en zij hebben hun best gedaan ook dit mogen wij wel aannemen. Onzen dank aan die uitgevers!

Hun werk bleek vruchtbaar; want binnen de tien jaren is er een tweede druk noodig geweest van het groote zware boek. En wie zal de edities tellen die tot op onzen tijd zijn verschenen? Maar de uitgave van 1623 is de bron; de boekenstroom vloeit daaruit voort.

Eer wij vandaar tot de jongste editie komen, moet het oudere werk nog nader worden aangezien.

Nieuwere uitgevers, als zij hun taak ernstig opnamen, hebben zich natuurlijk de vraag voorgelegd over welke gegevens de Folio van 1623 toch wel had beschikt bij het samenstellen van den tekst van Shakespeare.

Zooveel moeilijkheden deden zich immers op, wanneer men de woorden van den dichter geheel wilde begrijpen! Men had soms naar den zin te raden en dan moest men verbeteringen aanbrengen. Ach, bezat men nog maar de papieren van Shakespeare om hen zelf te kunnen raadplegen!

Toen is men aan 't opzamelen gegaan van wat er uit Shakespeare's leven nog aan drukken van enkele drama's op zichzelf, in 't licht was verschenen; en men heeft een heele reeks van theaterboekjes bijeengebracht, oorspronkelijk voor sixpence te koop, uit de jaren 1594 en volgende; daarvan

bleken verscheidene door de uitgevers der Folio-editie eenvoudig te zijn nagedrukt.

Hun uitdrukking van,,'s dichters papieren" diende dus grosso modo te worden opgevat en het eigenhandige schrift waarnaar zij zich hadden gericht, begon weg te smelten. Ofschoon de verplichting van de nakomelingschap blijft bestaan.

Want de kennis van verweg de grootere helft van Shakespeare's werken, daaronder The Tempest, Julius Caesar. Macbeth, zijn wij aan de oude uitgaaf verschuldigd.

Naar hun formaat noemt men de aparte drukken, op het eind van de 16e eeuw verschenen, de Shakespeare-quarto's in tegenstelling tot de Shakespeare-folio. Zij hebben aanleiding gegeven tot veel vragen; daaromtrent is over de geheele wereld, gedurende jaren en jaren onder dikke duisternis en wolken van stof, hardnekkig gestreden.

Helderheid is eerst sinds enkele jaren verkregen door het scherpzinnig talent van Mr. A. W. Pollard, een der geestelijke vaders van de nieuwe Shakespeare-uitgaaf. Zijn kennis van uitgevers- en drukkersgewoonten en -regelen in den tijd van Elisabeth en Jakobus I heeft licht verschaft, en zijn opgewekte geest heeft het uiterlijk zoo droge bibliographische onderzoek tot een aantrekkelijke studie gemaakt. Hij zit er in met zijn ziel.

Naast A. W. Pollard moet John Dover Wilson worden genoemd met zijn opstellen in het Engelsch bibliographische tijdschrift, The Library. Ook hij zoekt en geeft klaar bewijs. Een nieuw aanzicht komt daardoor over de verwarde dingen. Zij krijgen een physionomie.

Ik zal daarvan nog een voorbeeld aanhalen. 1)

Maar laat mij eerst het bestaan van die quarto-uitgaven van Shakespeare's drama's goed vast stellen voor de verbeelding van dingen die hun tijd niet hebben gegeven aan Shakespeare's studie.

1) In de nieuwe Shakespeare-uitgaaf vindt men de titels van Pollard's boeken genoemd. Is het mij veroorloofd melding te maken van eigen studies over deze vraagstukken in De Gids, laatste helft van 1900 en eerste van 1901?

Ik heb hen theaterboekjes genoemd, de quarto's, omdat zij zeker ook de herinnering levend moesten houden van wie Shakespeare's stukken op het tooneel hadden gezien; zij kunnen echter evengoed een bepaalde publicatie zijn geweest, die de aandacht moest vestigen op het werk van den dichter. Een duidelijk voorbeeld is de uitgaaf in 1609 van,,The famous history of Troilus and Cressida written by William Shakespeare.'

De voorrede daarbij - want het stuk werd belangrijk genoeg geacht voor een voorrede, houdt zich eenigszins in den gangbaren, half ironisch opvijzelenden reclame-stijl, maar vergeet toch niet de bewondering van de tijdgenooten te betuigen en het licht te laten vallen op een sprekenden trek van Shakespeare's kunst.

,,Dit is een bijzonderheid van het werk van dezen auteur”, laat zich die voorrede van 1609 hooren;,,het sluit zich zoo zeer aan bij het leven en het staat daar zoo dicht bij dat het dient voor de begrijpelijkste verklaring van alle handelingen van onze eigen levens; zulk een talent en kracht van geest toont het, dat wie het meest verbeten is tegen het tooneel, pleizier heeft in zijn comedies. Al die doffe en zwaarwichtige menschen die nooit den geest van een tooneelspel konden vatten, - wanneer zij eenmaal, op de reputatie af, naar zijn voorstellingen waren gegaan, hebben daar den geest gevonden, dien zij nooit in zichzelf hadden aangetroffen en zijn veel levendiger teruggekeerd dan zij waren gekomen, met een gevoel van onderscheiding, veel scherper dan zij ooit hadden gedroomd op hun eigen, domme brein te kunnen wetten."-1)

Daar hebben wij de allen meêslepende kracht van Shakespeare's genie! De dichter voert ons direct met zich in zijn sfeer en laat ons deelen in zijn kracht.

Wat is het toch dat men ons voorpraat: wij hebben genoeg aan Shakespeare's werken; zijn persoon gaat ons niet aan. Wij verlangen niet naar meer dan wij bezitten; laat ons daarméé tevreden zijn!

1) In Ben Jonson's Poetaster (1601) Act V. 1. wordt op ongeveer gelijke wijs van Virgilius gesproken, en volgens de commentatoren is Virgilius daar = Shakespeare.

Als menschen moesten wij te trotsch zijn op den man om hem als een schim te laten blijven op zolder in den donker. Daarvoor raden wij in hem te zeer een ruimte en diepte van geest en een alles doordringend vermogen van meêgevoel, om hem niet te willen opnemen in den menschenkring en hem enkel als een rij van boekdeelen te laten bestaan.

Men zoekt een juist, samenhangend, waarachtig beeld van den grooten dichter te verkrijgen, en hoe verder het onderzoek zich uitstrekt, hoe dikker en aanmatigender de boeken worden, die zich noemen: het leven van Shakespeare, hoe minder men hem daarin vindt. Ja, het weinige dat bekend is van den indruk op zijn tijdgenooten gemaakt, gaat in lengte van woorden en kinderachtige leegte van zinnen, bijna geheel te loor.

Maar is het niet een onmogelijke taak? —

De 19° eeuw heeft geprobeerd om ten minste een fundament te vinden waar zij haar voorstelling van de ontwikkeling van Shakespeare's talent op kon bouwen: Instinctief is zij uitgegaan van het inzicht dat het talent van het genie en de persoonlijkheid van den man éen zijn en niet gescheiden kunnen worden.

Toen is men heel nederig begonnen te tellen de lengte en den val van zijn versregel, om den voortgang van zijn verzenmaken authentiek en tabellarisch vast te kunnen leggen.

Men is den dichter stipt nagegaan in het gebruik van zijn voeten, en percentsgewijs is het getal zijner regelovertredingen geboekt. De resultaten werden geklasseerd en men hoopte eenvoudig van de cijfers den gang van zijn ontwikkeling af te kunnen lezen.

Tegelijk is de geschiedenis van het theater en van de tooneelspelerstroepen ten tijde van Elizabeth ter hand genomen, ja, het geheele leven van haar eeuw heeft men in de dagelijksche en de buitengewone bijzonderheden willen leeren kennen. Het antiquarisch onderzoek slaagde inderdaad voortreffelijk.

De décors waren klaar en kleurig opgesteld, de coulisses stonden in de goede orde, alleen de man die zich in het gefabriceerde landschap zou bewegen, had iets tabellarischmechanisch, hij bewoog zich van datum tot datum en van 1921 IV.

9

« AnteriorContinuar »